Door
Jim Willis
Toen ik een pupje
was, entertainde ik jou met mijn bokkensprongen en maakte je aan het lachen.
Je noemde me ‘je kind’
en ondanks sommige kapot gekauwde schoenen en een aantal
kapotgemaakte dekens werd
ik je beste vriend. Als ik ‘stout’ was hief jij je vinger op en vroeg me:
“Hoe kun je?”.
Maar dan kreeg je medelijden met me en rolde je me om en gaf me buikkriebels.
Het kapotmaken van dingen in huis duurde een beetje langer
dan verwacht,
omdat jij het enorm druk
had. Maar daar werkten we samen aan.
Ik herinner mij de nachten
van lekker tegen elkaar aan liggen in bed, waarbij ik luisterde naar
dingen die je me toevertrouwde
en je geheime dromen, het leven was perfect op dat moment.
Samen maakten we lange wandelingen,
renden in het park, maakten autoritten en stopten
voor ijsjes (ik kreeg enkel
het hoorntje omdat ijs slecht is voor honden, zei je).
Ik deed lange dutjes in
de zon in afwachting van jouw thuiskomst aan het eind van de dag.
Geleidelijk aan begon je steeds meer tijd te spenderen aan je werk en je carrière,
en ook ging je op zoek maar
een maatje uit de mensenwereld. Ik wachtte geduldig op jou,
ik hielp je met je soms
gebroken hart en teleurstellingen, ik ging nooit tegen je tekeer als je een
slechte beslissing had genomen
en overrompelde je altijd met mijn vrolijkheid als je thuis kwam,
ook toen je verliefd was.
Ze is nu
je vrouw en geen ‘hondenmens’, maar ondanks dat verwelkomde ik haar in ons huis,
ik probeerde haar affectie
te tonen en gehoorzaamde haar. Ik was gelukkig omdat jij ook gelukkig was.
Toen de mensenbaby’s kwamen deelde ik jouw opwinding.
Ik was gefascineerd door hun roze kleur,
hun bijzondere geur en ik
wilde ook moeder van ze te zijn. Maar zij en jij raakten ongerust,
waren bang dat ik ze pijn
zou doen en ik spendeerde zodoende de meeste van mijn tijd opgesloten
in een andere kamer of in
een hondenmand. Ik wilde zo graag van hen houden, maar ik werd een
‘gevangene van de
liefde’.
Toen
ze groter werden, werd ik hun vriend. Ze trokken aan mijn vacht, duwden zichzelf omhoog
aan mijn wiebelende benen,
staken hun vingers in mijn ogen, onderzochten mijn oren en gaven me
kusjes op mijn neus. Ik
hield van alles dat met de kinderen te maken had en van hun aanrakingen,
omdat jouw aanrakingen vrijwel
niet meer voorkwamen. De kinderen zou ik verdedigen met mijn leven
als dat nodig zou zijn.
Ik sloop vaak stiekem naar hun bed en luisterde naar hun angsten, onzekerheden
en geheime dromen, samen
wachtend op het geluid van jouw auto die de oprit op zou rijden.
Er was ooit een tijd dat andere mensen je vroegen of je een hond had en dat je op dat
moment
mijn foto nam uit je beurs
en hen verhalen vertelde over mij. De afgelopen jaren antwoordde je
slechts met “ja”
en veranderde je van onderwerp. Van ‘jouw hond’ veranderde ik in een
‘zomaar een hond’,
en je vond iedere kostenpost ten aanzien van mij te veel.
Nu heb je een nieuwe carrièrekans gekregen in een andere stad, en jij en zij zullen gaan
verhuizen
naar een appartement waar
ze geen huisdieren toestaan. Je nam de juiste beslissing voor je ‘familie’…
maar er was een tijd dat
ik jouw enige familie was.
Ik was opgewonden omdat we een autorit maakten, totdat we aankwamen bij het asiel. Ik rook de
geur van honden en katten…
van angst… verloren hoop.
Je vulde het papier in en zei: ‘Ik weet zeker dat jullie een goed tehuis voor haar zullen vinden’.
Ze gaven je een pijnlijke
blik. Ze begrepen de realiteit van een hond op middelbare leeftijd,
ondanks dat ik er eentje
was met een stamboom. Je moest de vingers van je zoontje van mijn
halsband aftrekken toen
hij schreeuwde: “Nee papa! Asjeblieft laat hun mijn hond niet afpakken!”
Ik maakte me zorgen om hem
en om de les die jij hem net gegeven had over vriendschap en loyaliteit,
over liefde en verantwoordelijkheid
en over respect voor alles wat leeft. Je gaf me een vaarwelklopje
op mijn hoofd en ontweek
mijn ogen, je weigerde beleefd mijn halsband en riem mee te nemen.
Je had een deadline die je moest halen en nu had ik ook een deadline.
Toen je weg was, zeiden twee aardige
dames over je dat je vast al maanden eerder had geweten
dat je zou verhuizen en
dat je geen enkele poging had genomen om voor mij een goed tehuis te vinden.
Ze schudden beide met hun
hoofd en vroegen “Hoe kon je…”.
In dit opvangcentrum geven ze je de aandacht die hun drukke schema toelaat. Ze geven ons
eten,
natuurlijk, maar ik verloor
mijn eetlust enkele dagen geleden. In het begin rende ik steeds naar de
voorkant van mijn hok als
ik iemand hoorde lopen, ik hoopte dat jij dat was, dat je van gedachten
was veranderd en dat het
allemaal maar een nare droom was… ik hoopte dat er misschien iemand was
die om mij gaf… iemand
die me zou redden. Toen ik me realiseerde dat ik de concurrentie met de
vrolijke kleine puppy’s
niet kon winnen werd ik verplaatst naar een hok ver in de hoek en daar wachtte ik.
Ik hoorde haar voetstappen aan het eind, ze kwam voor mij en
nam me mee naar een aparte kamer.
Een heerlijk stille kamer.
Ze plaatste me op een tafel en aaide mijn oren en zei me dat ik me niet
druk moest maken. Mijn hart
bonkte om wat er zou gebeuren, maar er was tegelijk een gevoel
van verlossing. De dagen
van de gevangene van de liefde waren op.
Conform mijn natuur maakte ik mij meer druk om haar dan om mij zelf. Ze droeg een zware last op
haar schouders, dat wist
ik, net zoals ik van jou iedere stemming kon aanvoelen. Ze plaatste met
gevoel een tourniquet om
mijn voorpoot en ik zag een traan op haar wang. Ik likte aan haar hand op
dezelfde manier als ik dat
deed om jou op je gemak te stellen, jaren geleden.
Ze duwde kundig een naald
in mijn ader en ik voelde de koele vloeistof door mijn lichaam gaan.
Ik ging slaperig liggen
en keek in haar vriendelijke ogen en ik murmelde: “Hoe kun je…”.
En omdat zij mijn hondentaal
kon verstaan zei ze “het spijt me zo erg”. Ze knuffelde me en vertelde
haastig dat het haar werk
was om een betere plaats voor mij te bewerkstelligen,
een plaats waar ik niet
genegeerd zou worden, mishandeld of verlaten zou zijn.
Of waar ik mezelf een plek
zou moeten veroveren zoals op deze aarde.
Met mijn laatste beetje
energie probeerde ik het puntje van mijn staart te laten kwispelen
om haar te vertellen dat
mijn eerdere “Hoe kun je” niet bedoeld was voor haar.
Het was jij, mijn geliefde
baas, waar ik aan dacht. Ik zal aan je denken en voor eeuwig op je wachten.
Ik hoop dat ieder in jouw
leven jou dezelfde loyaliteit zou tonen als ik.
Noot van de auteur
Wanneer ‘Hoe kon je’ tranen in uw ogen heeft gebracht tijdens het lezen, dan komt
dat omdat het een samengesteld
verhaal is dat opgaat
voor de miljoenen voormalig huisdiereigenaren die ieder jaar hun dieren in asielen brengen.
Het is iedereen toegestaan
dit essay te verspreiden voor niet commercieel gebruik (voorzien van de naam van de auteur).
Gebruik het om mensen
voor te lichten, op uw website, in nieuwsbrieven, in asielen en dierenartspraktijken op het bulletinboard.
Vertel het publiek
dat de beslissing om een dier op te nemen in de familie een belangrijke beslissing is voor het leven,
dat dieren liefde
en goede zorg verdienen en dat het vinden van een nieuw tehuis indien nodig valt onder de eigen
verantwoordelijkheid.
Ieder dierentehuis kan hierover advies geven. Ieder leven is kostbaar.
Mensen, stop de moord
en stimuleer adoptie!